Oktober 1946

Toelichting op 'Een deel uit mijn leven'.*


*
Aanpassingen van deze tekst zullen in de toekomst plaatsvinden na overleg met ooggetuigen en familieleden, voor het natrekken van details aangaande data en lokaties.
De algemene tendens klopt.


Dit is een opstel, in het jaar na de bevrijding geschreven door Jan Krammer, toentertijd die maand net 13 jaar geworden.

Tijdens de in dit opstel beschreven bombardementen, is zijn ouderlijk huis tot aan de grond toe afgebrand. De maand waarin de geallieerden de oorlog voor Den Bosch wonnen, verloor de familie Krammer haven en goed.

Jan's moeder had de hele zomer met een rood hoofd staan wekken, textielgoed versteld en een kar met voedselvoorraden en de beste spullen en kleren voor het gezin klaargezet, om in geval van nood te kunnen vluchten.

Wegens de progressief toenemende bombardementen moest de familie Krammer, die tegenover het station van de stad woonde, echter plots een aantal maanden ondergedoken gaan zitten om het vege lijf te redden.

In zijn oudste kleertjes, vol scheuren en gaten, is Jan, toentertijd 11 jaar oud, door de bombardementen heen naar de overkant van de straat gerend. Hij omschrijft dat als: 'Rennen, rennen, rennen!!!''

De eerste optie was om in de koelcel bij de buren te gaan schuilen, maar Jan's vader heeft deze optie intuïtief aan zijn neus voorbij laten gaan.

Daarna probeerde de familie het bij de Botermijn aan de Boschveldweg, een opslagkelder die eigenlijk al vol zat. Aanvankelijk werd dit geweigerd, maar er was een oud vrouwtje aanwezig bij de groeiende groep mensen, die een plek zocht om te schuilen tegen de zware bombardementen, en de militair die de deur bewaakte had net die ochtend te horen gekregen dat zijn eigen moeder was overleden, wat hem zacht stemde. Het oude vrouwtje deed hem aan haar denken, waardoor hij sentimenteel geraakte, een oogje toekneep, en de groep mensen toch toeliet tot de Botermijn als schuiladres.

De familie is gezegend terecht gekomen, want de koelcel van de buren is vrijwel meteen na de eerste bominslagen volslagen vernietigd en de mensen die in de Botermijn ondergedoken hadden gezeten, hebben de bombardementen allemaal overleefd.

Na deze zeer angstige maanden, want het spande erom of het goed zou blijven gaan en de Botermijn niet zou bezwijken, bleek het hele huis, inclusief de vluchtkar, de goede kleding, de noodvoorraden, de piano, de zelfgeschreven bladmuziek en alle andere herinneringen, volledig afgebrand te zijn.

Dankzij de gewoonte van Jan's moeder, om gezinsfoto's uit te delen aan familieleden, zijn er toch enkele herinneringen bewaard gebleven, die je kunt zien in de afdeling Ouderlijk Huis.

Het eerste wat Jan's moeder zei, toen ze al haar bezittingen in de as zag liggen, was: ''We hebben tenminste elkaar.''

Toch is het de enige keer in zijn leven, dat Jan zijn vader heeft zien huilen, zittend op een stuk schroot, de handen in het haar geklemd. Hij kon schitterend piano spelen, speelde alle dagen, muziek was zijn leven, en hij heeft daarna nooit meer een piano in eigendom thuis gehad, wegens de grote armoede die volgde. Het was een zeer pijnlijk verlies....

Voor Jan volgden moeilijke jaren op school. Vooral hij en zijn oudere zus, Annemieke, hadden in hun schooltijd veel last van de oorlog. Zij was van 1932 en hij van 1933. Van 1940 tot 1945, waren Annemieke en Jan respectievelijk 8 t/m 13 en 7 t/m 12 jaar. Zo hadden zo net de relevante jaren van vorming, orde, tucht en discipline op school gemist, waren in dat opzicht als wilden opgegroeid. Met zijn jongere broer en zus ervoer Jan in dat opzicht een generatiekloof, mede veroorzaakt door de oorlog.

Jan zei dat hij voor een schoolsysteem te ongevormd is gebleven, omdat hij in de cruciale vormingsjaren, waarin kinderen leren wat orde in de klas betekent, niet naar school is geweest en dat hij nadien ook niet meer te vormen was, omdat hij de dood in de ogen had gekeken en onkwetsbaar voor straf en niet levensbedreigende dreigementen was geworden.

Jan werd bovendien veel gepest, want liep door de schrijnende armoede, die was ontstaan was in de oorlog door het afbranden van het ouderlijk huis, nooit fatsoenlijk gekleed als jongen. Hij rende altijd razendsnel weg voor de grotere jongens die hem in de plassen duwden, sloegen en uitlachten, omdat hij, dat kleine, tengere, mannetje, in zijn gymschoentjes met uitgeknipte neuzen gehuld liep, daar er geen geld was voor nieuwe schoenen in Huize Krammer.

Tegenwoordig maken neefjes en nichtjes nog wel eens grapjes over Jan's moeder, oma Mieske, en haar obsessie voor 'goede schoenen', maar wie haar levensverhaal kent, weet dat deze vrouw in haar eigen jeugd al van rijkdom tot armoede was vervallen, toen haar vader, die directeur van de Botermijn was, zeer jong stierf, terwijl haar strenge moeder de schone schijn desondanks wilde blijven ophouden, waardoor ze in haar mooie, maar inmiddels voor haar groeiende voetjes veel te klein geworden, schoentjes moest blijven rondlopen, waardoor ze op latere leeftijd moeilijke voeten heeft gehouden, dat ze in de oorlog heeft moeten sappelen om het vege lijf te redden van zichzelf en van haar gezin met 4 bloedjes van kinderen en toen zelfs 5 jaar zonder tanden heeft rondgelopen, omdat net al haar tanden waren getrokken voor een kunstgebit toen de oorlog uitbrak, met als gevolg dat het kunstgebit dat na vijf tandeloze jaren na 1945 eindelijk werd geboden, nooit meer goed gepast heeft en altijd is blijven klapperen, en dat ze na het verliezen van haar huis en alles wat ze bezat in 1945, in de naoorlogse jaren, haar kinderen nooit de geciviliseerde elementaria, waaronder aangepast schoeisel voor voetjes in de groei, kon geven, wat voor de sociale ontwikkeling van die kinderen consequenties had.

Niet alle kinderen op school hadden hun huis verloren, dus niet alle kinderen waren zo schreeuwend arm als de familie Krammer.

Jan doet flegmatiek over wat hij heeft meegemaakt, maar ontkent zijn lijden, loutering en de emotionele verminking van zijn persoon niet.

Hij kan geen aardappel weggooien als de tafel wordt afgeruimd, want voedsel en alles van materie, is heilig, kan een mens doen overleven in tijden van doodsdreiging. Jan is de waarde van het kleine immer blijven beseffen.

Zijn volgende grootste lijden, na en door de oorlog, werd zijn militaire diensttijd. Hij was de slechtste militair die ze daar ooit gehad hadden, volgens zijn zeggen, en mensen die hem toentertijd gekend hebben, zeggen dat Jan voortdurend arrest kreeg voor ongehoorzaamheid en aldus telkens dagen achtereen keihard slagbanjo zat te spelen in zijn cel, wat tot ver over de binnenplaats galmde als de soldaten daar stonden te oefenen en te salueren, wat meestal een filmisch, lachwekkend, effect gaf, want als Jan banjo speelt en erbij zingt, is hij volkomen ongeremd, enorm ritmisch en zet hij zijn performance op maximaal volume.

Jan is blasé voor straf geworden door de oorlog, zegt hij zelf. Hij was een stoute, eigengereide, leerling en ook in dienst, een periode die hij als twee jaar pijnlijk tijdverlies en nutteloos afzien omschrijft, kon geen straf hem meer deren.

''Zolang er niet met scherp op me geschoten werd, lachte ik om ieder dreigement. Mocht ik voor straf een weekend niet naar huis en moest in de cel blijven? Dat interesseerde me niets. Ze konden geen enkele vat op me krijgen. Toen ik afzwaaide kreeg ik de vermaning dat ik mijn pak beter moest persen. Ik heb het zo hard geperst, dat de flarden erbij hingen. De superieuren hebben zich rot gelachen toen ik zo voor hen verscheen. Ze hadden geen hekel aan me, maar er was niets met me te beginnen. Ik nam van niemand iets aan.''

Diezelfde mentaliteit bespeurde hij bij de oudere jongens op de HTS. Veel te verhard om nog gekneed te kunnen worden in een zacht schoolsysteem, hooguit bevlogen voor een vak en daarom gemotiveerd.

Wie nooit een oorlog, vijf jaar achtereen, heeft meegemaakt, realiseert zich dergelijke ingrijpende, psychologische, processen niet altijd.

Jan Krammer heeft tot aan zijn dood toe een oorlogstrauma overgehouden aan deze angstige periode vol gevaar en geweld, met de laatste bombardementen en de zeer hevig voelbare emoties van de ondergedokenen, al die weken achtereen in levensgevaar verkerend met elkaar, als hoogtepunt.

Ook de diepe angsten die toen zijn ontstaan, leverden hem grote problemen op toen hij in dienst moest. Het zweet brak hem uit als hij, zelfs maar heel zachtkens, een lage 'boem' hoorde. Hij schoot dan naar de muur en ging daar plat tegenaan staan, ook als dit tegen de orders van de bazen in ging. Het was een onbedwingbare reflex om te overleven, die hij als jongen, in vijf jaar van levensbedreiging, had opgebouwd. Zijn hart sloeg over en het zweet sijpelde klam over zijn rug. Hij kon er geen weerstand aan bieden. Het was een trauma.

De urenlange verhalen die Jan erover kon vertellen, waren veel informatiever en emotioneler dan het kinderlijke staccatoverslag dat hij schreef in oktober 1946.

Toch betreft Jan's epistel uit 1946 onmisbare geschiedschrijving. Het toont een deel van het leven van Jan Krammer, door diens ogen als dertienjarige, en het biedt een glimp, van hoe een jongen de rest van zijn leven verminkt kan geraken, door een zwarte bladzijde uit onze vaderlandse geschiedenis.

Jan heeft dit verslag regelmatig gedeeld met anderen. Hij heeft het vaak voorgelezen. Jan heeft hoe dan ook altijd gedeeld wat hij bezat: zijn kennis, zijn energie, zijn liefde en zijn bezit.

Zijn piano improvisatielessen heeft hij 20 jaar principieel gratis gegeven, omdat hij weet wat armoede betekent en omdat hij iedereen een gelijke kans wil geven in het leven.

De laatste keer dat Jan 'Een deel uit mijn leven' voorlas, was in de zomer van 2004, tijdens een genoeglijk etentje met vrienden.

* Voor het bekijken van de FOTO'S die daarvan zijn gemaakt, klik hier.

* Voor inzage in de ORIGINELE, 60 jaar oude, vergeelde en met potlood beschreven, bladzijden van het, inmiddels losbladige, SCHRIFT van Jan, dat hij van 1946 tot 2006 zorgvuldig heeft bewaard, klik hier.

* Voor het lezen van de LOPENDE TEKST van 'Een deel uit mijn leven', overgetypt van Jan's originele schriftje, klik hier.

 

***

Terug naar de index van de schrijfsels.

 

***

Terug naar de index.